Verdrag van Medina
Volgens de tradities sloot Mohammed een verdrag (= overeenkomst) met de Arabische en Joodse stammen dat bepaalde dat ieder zijn eigen religie mocht hebben, vijandigheden tussen de stammen verbood en voorschreef dat geschilpunten ter beoordeling aan Mohammed moesten worden voorgelegd. Tevens zouden de stammen elkaar steunen in het geval één van hen door een vijand zou worden aangevallen.
Het verdrag maakte weliswaar een einde aan de onderlinge vijandigheden tussen partijen in Jagreb, maar met de komst van Mohammed en zijn getrouwen ontstond een nieuw conflict, namelijk tussen moslims en niet-moslims.
In het hoofdstuk “De oorlogsjaren” lees je hier meer over.
Laatste jaren
In maart 632 volbracht Mohammed zijn enige Hadj (= bedevaart naar Mekka). Tijdens de reis hield hij een preek waarin hij een aantal richtlijnen op religieus en sociaal gebied nogmaals uiteenzette en afscheid nam van zijn volgelingen.
Na een kort ziekbed overleed Mohammed op 8 juni 632 in Medina. Hij was toen 62 of 63 jaar oud. Zijn vriend en schoonvader Aboe Bakr volgde hem op als leider (kalief) van de moslims. Mohammed werd begraven in de kamer waar hij stierf en die later tot de “Moskee van de profeet” werd omgebouwd. Volgens de islamieten mag het lichaam van een profeet namelijk niet verplaatst worden.
Moskee en graf van Mohammed in Medina