Verraad

“De tuinen van de herinnering” gaat over iemand die moet vrezen voor zijn leven. Hij moet een keuze maken: verzet ik mij tegen de vijand, eventueel tot de dood daarop volgt? Of: verraad ik mijn vrienden zodat ik zelf kan blijven leven? Dit verhaal gaat niet over helden. Het gaat over gewone mensen in een extreme situatie, over angst die vriendschap en loyaliteit op de proef stelt.

In tijden van oorlog reageren mensen allemaal verschillend. Er zijn mensen die zich aanpassen omdat ze bang zijn om op te vallen en dan opgepakt worden. Anderen zijn blij met de nieuwe regering en doen met hen mee. Ze worden lid van de nieuwe politieke partij en worden uitgenodigd op feestjes. Weer anderen laten het er niet bij zitten. Het land is dan wel bezet maar dat betekent nog niet dat je dat hoeft te pikken. Ze gaan in het verzet; ze doen er alles aan om de bezetter dwars te zitten.


Dilemma's : Verzet en verraad

Aanpassen, meedoen of verzetten; wat zou jij doen?
Bespreek de volgende dilemma's in groepen van 2. Let op: het gaat om jouw mening, er is geen "goed" of "fout" antwoord. Kijk of jullie tot een gezamenlijk besluit kunnen komen.

vraag 1
Het is mei 1940. De Duitsers vallen ons land binnen. Veel Nederlanders gaan dood, huizen worden kapot gebombardeerd. Nederland geeft zich over en onze koningin vlucht naar Engeland. Voortaan hebben de Duitsers het voor het zeggen. 
Wat doe jij?


A.Ik pas me aan. Wat maakt het uit wie het land regeert? Als ik maar gewoon doe alsof alles normaal is, gebeurt mij niets.
B.Ik verzet me. Ik heb hier niet om gevraagd en ik zal dat laten blijken ook. Ik doe alles wat niet mag en verzin allerlei acties om de Duitsers weer weg te krijgen. Ik zorg er natuurlijk wel voor dat ik niet betrapt wordt.
C.Ik doe mee. De Duitsers hebben ons veel te bieden. Ik word lid van hun partij en word uitgenodigd op hun feestjes.


vraag 2
Het is 1941. De oorlog is al een tijdje gaande. Overal worden Joden opgepakt en naar kampen gestuurd. De mensen zijn bang. Bij jou thuis gaat de bel. Er staan twee Joden voor de deur. Een moeder en een dochter. Ze vragen of ze mogen onderduiken. 
Wat doe jij?

A.

Ik doe alsof ik niet thuis ben. Het is al na 8 uur en overal is het donker. Niemand die het ziet. Laten ze het maar ergens anders proberen.

B.Natuurlijk doe ik open en laat ik hen binnen! Het zijn landgenoten; het maakt mij toch niet uit dat ze Joods zijn. Ik verstop ze wel ergens voor de Duitsers.
C.Ik laat alleen de dochter binnen. Er zijn bij ons al veel kinderen thuis; eentje meer valt niet op. De moeder kan ik er niet bij hebben, als zij ontdekt wordt, pakken de Duitsers mij ook.
D.Ik zou hen wel binnen willen laten, maar ik durf niet. Als het ontdekt wordt, zullen de Duitsers ons straffen. Ik kan ons eigen gezin niet in gevaar brengen. Ik doe dus niet open.

vraag 3
Het is januari 1942. Jij woont in een buurt waar ook veel Joden wonen. Het is heel gezellig. De buurjongen is je beste vriend. Omdat hij Joods is, mag hij veel niet van de Duitsers.  Bijvoorbeeld naar de dierentuin gaan. Voor jouw verjaardag is juist een middagje Artis gepland. 
Wat doe jij?

A.

Ik pas me aan. We gaan zonder mijn beste vriend naar de dierentuin. Hij kan later nog een taartje met ons eten.

B.Ik verzet me. Als mijn vriend niet mee mag dan hoef ik ook niet naar de dierentuin. We blijven gewoon thuis.

vraag 4
Het is juli 1943. Een paar van je vrienden zijn gevangengenomen door de Duitsers. 
Wat doe jij?


A.Ik kan niets doen. Als ik probeer ze te bevrijden word ik misschien zelf opgepakt en gedood.
B.Het kan me niet schelen wat er gebeurt. Het zijn mijn vrienden; ik zal proberen ze uit de gevangenis te bevrijden.

vraag 5
Het is april 1944. Je zit in het verzet. Samen met een vriend blaas je een gebouw van de Duitsers op. Niemand heeft jullie gezien. Als straf nemen de Duitsers vier onschuldige mensen gevangen. 
Wat doe jij?

A.Ik geef mijzelf aan. Het is niet goed als anderen gestraft worden voor iets wat ik heb gedaan.
B.Ik geef mijzelf niet aan. Als ik mijzelf aangeef, betekent dat niet dat de vier anderen vrij komen. Ik kan beter doorgaan met nieuwe verzetsdaden.

vraag 6
Het is mei 1945. De oorlog is voorbij. Iedereen viert feest. Of nee, niet iedereen. De Nederlanders die de Duitsers geholpen hebben, horen er niet meer bij. Velen roepen dat die verraders gestraft moeten worden.
Wat doe jij?

A.Ik help de verraders op te pakken. Wie heult met de vijand moet daarvoor worden gestraft.
B.Ik doe niet mee. Het was oorlog. Iedereen deed alleen wat hij moest doen om zelf in leven te blijven.
C.Ik doe mee. Maar ik vind dat alleen mensen die ervoor hebben gezorgd dat anderen werden gedood of gevangen genomen moeten worden gestraft.