Acqua Traverse, waar ons verhaal zich afspeelt, ligt in het arme Zuiden van Italë. Er wonen drie arme gezinnen en één rijke familie. De vader van Michele is veel weg van huis om in het Noorden van Italië geld te verdienen om zijn gezin te onderhouden. Hij is vrachtwagenchauffeur en vervoert spullen voor zijn rijke baas. Om op een snellere manier aan veel geld te komen, sluit de vader van Michele zich aan bij een paar vrienden die een plan hebben. De mannen kidnappen de zoon van hun baas en vragen om losgeld; in ruil voor veel geld kan de baas zijn zoon weer terugkrijgen. De mannen zijn onervaren en onhandig. Daarom verloopt het plan niet zoals gedacht.


Vragen & Opdrachten


Economische crisis

Overal op het nieuws horen we dat Nederland (en de rest van de wereld) last heeft van een economische crisis. Dat betekent dat er minder geld te besteden is. De regering kan minder geld uitgeven en veel dingen worden duurder. Als het minder met hen gaat, geven veel mensen een ander de schuld. Die mensen zeggen dan bijvoorbeeld: “Dat ik geen baan kan vinden, komt doordat alle buitenlanders het werk afpakken.” Of: “De rijken in ons land worden steeds rijker en de armen steeds armer.” Of: “De meeste buitenlanders zijn crimineel.” Iemand anders de schuld geven is van alle tijden en van alle culturen.

“Ik ben niet bang” gaat over een paar arme families die proberen aan geld te komen door het af te pakken van de rijken. Ze eisen geld van hun rijke baas door zijn kind te ontvoeren. De baas krijgt zijn kind terug als hij betaalt. Alles moet in het diepste geheim gebeuren. Daarom verstoppen ze het kind in een kuil in de grond.

Wij denken dat er betere en eerlijkere manieren zijn om aan geld te komen. Wat denk jij?


Vragen


Wat merk jij van de economische crisis?
Waardoor is de crisis veroorzaakt, denk je?
Wat betekent de crisis voor jou? Moet jij je aanpassen?
Heb je tips voor andere mensen (of onze regering) om om te gaan met minder geld?
Hoe zou jij mensen die minder hebben dan jij kunnen helpen?
Ben jij wel eens jaloers op een ander?
Wat zou jij doen als je iets wilt kopen, maar je hebt niet genoeg geld?


Dilemma’s


Bespreek onderstaande dilemma’s in groepjes van 4. Let op: je hoeft het niet met elkaar eens te zijn. Probeer te beschrijven waarom je voor welk antwoord kiest.
 

1. Je bent met je vrienden op straat aan het spelen. In je straat parkeert een auto waar iemand uitstapt. Deze persoon verliest zijn portemonnee. Wat doe jij?


A. Ik roep naar die mijnheer dat hij zijn portemonnee is verloren. Als hij niet reageert, hou ik de portemonnee zelf.
B. Ik raap de portemonnee op en geef hem aan die mijnheer.
C. Ik raap de portemonnee op, haal er wat geld uit (vindersloon!) en geef hem aan die mijnheer.
D. Ik doe niks want ik praat niet met vreemde mensen.


2. Op een dag krijg je van je moeder te horen dat je minder zakgeld krijgt. Je moeder zegt dat alles duurder is geworden en dat ze daarom minder aan jou kan geven. Wat doe jij?


A. Je bent boos op je moeder en ruimt voortaan je kamer niet meer op. Laat zij dat maar doen!
B. Je vindt het wel erg, maar begrijpt wel dat het nodig is. Dan doe je het gewoon met minder, tenslotte is het fijn dat je nog wel wat krijgt.
C. Je vindt het wel erg en bedenkt manieren om aan geld te komen. Bijvoorbeeld de auto wassen van de buren of een klusje doen voor oma.
D. Je besluit spullen te “lenen” van iemand uit je klas. Tenslotte heeft deze persoon zoveel dat het hem/haar toch niet opvalt als er wat ontbreekt.


3. Op de TV zie je een uitzending over kinderen in Afrika die sterven van de honger. Wat doe jij?


A. Je bedenkt gelijk een actie om geld in te zamelen.
B. Je schept nog eens lekker je bordje vol en prijst jezelf gelukkig dat jij niet in Afrika woont.
C. Wat zou jij eraan kunnen doen? Er is altijd wel ergens op de wereld iemand die arm is. Je kunt niet iedereen redden.
D. Wat op TV wordt vertoond is niet echt. Het is alleen een manier om mensen geld te laten weggeven. Een soort trucje, waar je niet in moet trappen.


4. Jouw ouders hebben veel geld en daarom krijg jij regelmatig een kadootje. Niet alleen op je verjaardag! De ouders van je beste vriend hebben niet zoveel geld en daarom krijgt hij nooit wat. Wat doe jij?


A. Ik deel al mijn speelgoed met mijn vriend.
B. Ik geef hem speelgoed waar ik niet meer mee speel.
C. Pech voor hem. Gelukkig kan hij bij mij thuis spelen.
D. Je vraagt aan jouw ouders of ze ook kadootjes voor je beste vriend mee willen brengen.