Met 600 man trokken de moslims naar de onneembare stad Khaybar. Het leek een onmogelijke missie, ware het niet dat de Joodse stammen ook onderling in een strijd verwikkeld waren. Daardoor konden zij niet als één leger tegen de moslims optreden. De Joden gaven zich over aan Mohammed en deden hem een vredesvoorstel: in ruil voor de helft van de dadeloogst zou Mohammed voor militaire bescherming zorgen. Dat was in die tijd een gebruikelijke deal. Het nabijgelegen Fadak wilde ook op die manier bescherming inkopen. Zij gaven zich over aan Mohammed onder dezelfde voorwaarden.
Nu Mohammed ook de leiding had over Khaybar en Fadak, begonnen steeds meer Arabische stammen Mohammeds macht te erkennen. Steeds meer van hen waren bereid een verdrag met hem te sluiten.
Intussen werd het verlangen om terug te keren naar Mekka steeds groter.